Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2019

Bacteriaceae

betekenis & definitie

bacteriefamilie behorend tot de klasse van de bacteriën. Binnen deze familie kan men een groot aantal groeperingen onderscheiden.

De indeling is gebaseerd op zowel fysiologische als morfologische eigenschappen (vorm, gramkleuring, aanwezigheid en plaatsing van de zweepharen of flagellen, het voorkomen van sporen). Fysiologiche eigenschappen zijn b.v. de mogelijkheid van vergisten van verschillende suikers, de mogelijkheid van een anaërobe of van een autotrofe levenswijze.Deze indelingsprincipes zijn niet in alle geval- en toereikend. Recent zijn nieuwe methoden ontwikkeld om de verwantschap tussen verschillende soorten en stammen te bepalen, meestal berustend op een vergelijking van de structuur van het genetisch materiaal. Zo wordt soms het guaninecytosine-percentage van het DNA bepaald, of wordt nagegaan in hoeverre twee enkele strengen DNA van verschillende organismen zich kunnen samenvoegen. Desondanks blijft de indeling van de bacteriën onzeker en kunstmatig; een streng systematische indeling is nauwelijks mogelijk.

Van de goed te onderscheiden groepen zijn de belangrijkste:

1.Fototrofe bacteriën.

Deze zijn autotroof en beschikken voor hun energievoorziening over een fotosynthese-systeem waarbij bacteriochlorofyl gebruikt wordt. Zij zijn gramnegatief (zie gramkleuring) en bezitten eindstandige flagellen.

2. Chemo-autotrofe bacteriën.

Deze zijn eveneens autotroof, maar zij verkrijgen hun energie uit een anorganische oxidatie, zoals uit de oxidatie van NH4 of N02 (zie nitrificerende bacteriën), of van H2S of S (zwavel-oxiderende bacteriën). De vertegenwoordigers van deze groep zijn gramnegatief en bezitten eindstandige flagellen.

3. Pseudomonasachtigen (Pseudomonadaceae). Deze zijn heterotroof, gramnegatief en bezitten eindstandige flagellen. Deze meestal staafvormige organismen zijn obligaat aëroob op een enkele uitzondering na, die een anaërobe ademhaling heeft. De Pseudomonasachtigen spelen een belangrijke rol bij de afbraak van organische stof in het water. Tot deze groep worden verder gerekend de>azijnzuurbacterie, zie Spirillum en Vibrio.
4. Azotobacterachtigen.

Deze lijken in menig opzicht veel op de vorige groep. Zij zijn eveneens gramnegatief, staafvormig, obligaat aëroob, maar zijn rondom bezet met flagellen. Zij zijn in staat gasvormige stikstof (N2) te binden. Vooral hierdoor nemen zij een zeer aparte plaats in onder de bacteriën.

5. Coliforme bacteriën (Enterobacteriaceae). Deze zijn gramnegatief en rondom bezet met flagellen, óf zij zijn onbeweeglijk. Ze voeden zich heterotroof en zijn daarbij facultatief aëroob. Wanneer zij aëroob leven, bezitten zij een normale ademhaling; onder anaërobe omstandigheden zijn zij in staat suikers te vergisten via de gemengd zure gisting of de butyleenglycol-gisting (zie gisting). Tot deze groep behoren onder meer Aerobacter (= Klebsiella), Erwinia, zie Escherichia, Proteus, Salmonella en Shigella. Deze bacteriën zijn voornamelijk darmbacteriën, waarvan een aantal ziekteverwekkend is {Shigella, veroorzaker van dysenterie, en Salmonella, eroorzaker van tyfus en paratyfus).
6. Melkzuurbacteriën (Lactobacillaceae). Deze zijn grampositief en onbeweeglijk. Zij zijn heterotroof en facultatief anaëroob, waarbij zowel onder aërobe als onder anaërobe omstandigheden suikers vergist worden tot melkzuur. Deze organismen spelen een zeer belangrijke rol in de zuivelindustrie (bereiding boter, karnemelk en yoghurt).
7. Propionzuurbacteriën en corynebacteriën.

Deze lijken in vele opzichten op de melkzuurbacteriën, maar zij vergisten glucose tot propionzuur en zijn zeer gevoelig voor zuurstof. Zij spelen een belangrijke rol bij de bereiding van Zwitserse kaas. De corynebacteriën onderscheiden zich slechts van de propionzuurbacteriën door hun streng aërobe karakter en hun vaak wat onregelmatiger vorm. Binnen deze groep komen zowel ziekteverwekkende als niet-ziekteverwekkende soorten voor. Van de eerstgenoemde is Corynebacterium diphtheriae, de veroorzaker van difterie, de bekendste soort. Van de andere groep worden vele soorten in de grond (en op kaaskorst) aangetroffen.

8. Sporevormende bacteriën (Bacillaceae). Deze zijn heterotroof en grampositief. De kenmerkendste eigenschap van deze groep is de mogelijkheid om een spore te maken onder ongunstige omstandigheden. Tot deze groep behoren twee geslachten, het aërobe geslacht Bacillus, en het anaërobe geslacht Clostridium.
9. Mycobacteriënachtigen.

deze lijken zeer veel op de actinomyceten. Zij zijn grampositief en onbeweeglijk, maar in tegenstelling tot de actinomyceten zijn het korte staafjes. Een van de bekendste soorten uit deze groep is Mycobacterium tuberculosis, de veroorzaker van tuberculose. Naast deze en nog enkele ziekteverwekkende soorten komt er in deze groep ook een aantal niet-ziekteverwekkende soorten voor, waarvan enkele in staat zijn olieachtige Produkten af te breken.

10. Actinomyceten.

Dit zijn zeer kleine, grampositieve, onbeweeglijke bacteriën. De kolonies die door deze organismen gevormd worden lijken nogal op die van schimmels, maar wat betreft hun celbouw behoren zij duidelijk tot de bacteriën. Deze organismen spelen een belangrijke rol bij de mineralisatie van organisch materiaal in de grond.

11.Spirocheten.

Deze vertonen geheel afwijkende vormen. Zij zijn zeer dun (0,1-0,6 pm) en lang (tot 500 pm). In tegenstelling tot andere bacteriën bezitten zij een axiaal filament, dit is een over de lengte lopende zoom, die van belang is voor hun voortbeweging. In deze groep, waartoe o.a. Borrelia en Leptespira behoren, bevinden zich verschillende ziekteverwekkende soorten.

12.Myxobacteriën.

Deze hebben in tegenstelling tot de andere bacteriën een flexibele celwand, waardoor zij zich kunnen voortbewegen. Sommige van deze organismen vormen opvallende vruchtlichamen, waarin cysten gevormd worden.

13.Mycoplasma’s en L-vormen.

Deze bezitten geen duidelijke celwand, in tegenstelling tot de overige bacteriën. Hierdoor zijn zij zeer kwetsbaar en hebben zij geen vast omschreven vorm. Deze vormen worden gevonden in het slijm van mensen en dieren, waarbij zowel ziekteverwekkende als niet-ziekteverwekkende vormen voorkomen.

< >