familie van sporevormende, grampositieve (zie gramkleuring) bacteriën (zie Bacteriaceae). De spore wordt gevormd onder ongunstige omstandigheden en wordt beschouwd als overlevingslichaam en ruststadium.
Deze familie telt twee geslachten: Bacillus en Clostridium.Het geslacht Bacillus leeft aëroob en is voor het grootste deel niet ziekteverwekkend. Bacillus-soorten komen zeer algemeen voor in de grond, waar zij een belangrijke plaats innemen bij de mineralisatie van organische stoffen. De sporen zijn zo hittebestendig dat deze organismen pasteuriseren en koken overleven. Hun voorkomen in gepasteuriseerd of gekookt voedsel kan tot bederf leiden, zoals het dik-worden van melk. De belangrijkste ziekteverwekkende soort is de miltvuurbacterie (Bacillus anthracis). Verder telt het geslacht Bacillus weinig ziekteverwekkende soorten.
Het geslacht Clostridium is obligaat anaëroob, en is berucht om zijn giftige afscheidingen die zeer gevaarlijk zijn. De voornaamste soorten zijn Clostridium tetani (tetanusbacterie), C. botulinum (veroorzaker van botulisme) en de verwekkers van gasgangreen, C. perfringens, C. septicum, C. novyi en C. histolyticum. C. perfringens is tevens bekend als veroorzaker van blindedarmontsteking en kraamvrouwenkoorts. Clostridium-soorten kunnen ernstige voedselvergiftigingen veroorzaken vooral in onvoldoende gesteriliseerde vlees- en visconserven. Door het anaërobe milieu kunnen de organismen zich hier goed ontwikkelen, waarbij naast de giftige stoffen ook gas gevormd wordt, hetgeen leidt tot het karakteristieke ‘bol’-staan van deze geïnfecteerde blikken.
De meeste Clostridium-soorten ontlenen energie aan een boterzuurgisting. Bij enige soorten komt een wat ingewikkelder boterzuurgisting voor, waarbij als eindprodukten aceton, butylalcohol en isopropylalcohol gevormd worden. Deze fermentatie is van groot industrieel belang. Enige Clostridiumsoorten zijn in staat pectine af te breken; dit wordt gebruikt bij het roten van vlas.