in het OT de benaming voor de stad Babylon, soms ook wel voor geheel Babylonië.
Het Babel-bijbelvraagstuk is de naam voor de wetenschappelijke discussie die aan het begin van de 20e eeuw werd gevoerd over de al dan niet geestelijke zelfstandigheid van Israël ten opzichte van Babylonië. De vraag kwam in de publieke belangstelling toen de Duitse oriëntalist F.Delitzsch in 1902 ten aanhoren van Wilhelm II een voordracht over de kwestie hield. Hij schreef het gehele geestelijke bezit van Israël op rekening van Babylonië. Er kwam een zeer heftige en langdurige openbare polemiek los. Over het algemeen wordt de geestelijke zelfstandigheid van Israël tegenover Babylonië tegenwoordig erkend.
LITT. F.Delitzsch, Babel und Bibel (1903); M. Jastrow, Hebrew and Babylonian traditions, Haskell lectures at Oberlin College (1913); A.Parrot, Babylone et l’Ancien Testament (1956); A.Heidel, The Gilgamesh epic and Old Testament parallels (1956).
De Toren van Babel is volgens de Hebreeuwse overlevering (Gen.11,1-9) de toren die door de nakomelingen van Noach werd opgericht. Hij zou tot de hemel reiken om aldus een herkenningsteken te vormen, zodat de mensen zich niet zouden verspreiden. God verhinderde de voltooiing door de spraakverwarring. Volgens de overlevering is de Toren van Babel de beroemde ziqqoerrat (ziggurat), de terrasvormige, zeven verdiepingen hoge toren van het heiligdom van Mardoek te Babylon, waarover ook Herodotos schreef. Vooral uit spijkerschriften kan men zich een goede voorstelling van het bouwwerk maken. Na de verwoesting hechtte men de traditie aan diverse andere tempelruïnes, b.v. te Bir Nimroed en Borsippa.
In de beeldende kunst is de bouw van de Toren van Babel bekend sinds de 11e eeuw, o.a. op mozaïeken en in manuscripten. Rond 1550 wordt het thema populair in de Zuidned. schilder- en prentkunst (P. Brueghel de Oude, H.van Cleve, J.de Momper, M. Valckenborgh). De toren is opgebouwd uit steeds kleiner wordende ronde verdiepingen met zuilengangen of is voorzien van een spiraalvormige trap, die rond de kern omhoog klimt.
LITT. R.Fritz, Die Darstellung des Turmbaues zu Babel in der bildenden Kunst (1932); A.Parrot, La tour de Babel (1953); H.Minkowski, Aus dem Nebel der Vergangenheit steigt der Turm zu Babel (1960).