Babcock & wilcoxketel - (B & W-ketel) [zieBabcock & Wilcox, Schotse ketelfabrikant], een in 1856 door de Amerikaan Wilcox ontworpen type waterpijpketel, die in een groot aantal variaties in diverse landen is gebouwd. Hij wordt toegepast als scheeps- en als landketel. Voordelen: geringe grondoppervlakte, korte opstooktijd, grote stoomproduktie, hoge stoomdruk en hoog rendement. Nadelen: vooral de geringe waterinhoud, de ongeschiktheid voor wisselende belasting en de noodzaak van zeer zuiver voedingswater.
Onderuit de stoomhouders, een grote cilindrische tank, stroomt water naar een verzamelkast. Deze is verticaal verdeeld in golfvormige sectiekasten; daaraan zijn waterpijpen bevestigd. Deze bundels waterpijpen zijn, met de bodem onder een hoek van 15° of meer, boven de vuurhaard geplaatst. De door de rookgassen af gegeven warmte doet het water stij gen naar een tweede, aan de andere pijpeinden bevestigde, waterkast en vandaar terug naar de stoomhouder. De gevormde stoom stijgt daarin naar boven. Boven de bundels waterpijpen zijn in de rookgasstroom gewoonlijk een (stoom)oververhitter en een voedingwatervoorverwarmer geplaatst. De stoomhouder kan in de lengterichting van de waterpijpen zijn geplaatst. Omdat het aantal waterpijpen daaronder maar beperkt kan zijn, ook bij gebruik van twee of drie stoomhouders, werd later de stoomhouder dwars geplaatst waardoor een hogere stoomproduktie en tevens een meer gelijkmatige temperatuur wordt bereikt.