o. (-bromen), goedaardig gezwel van de baarmoederwand, dat van alle baarmoedergezwellen het meest voorkomt, vleesboom.
Het meest voorkomende baarmoedergezwel is het fibroleiomyoom, een leiomyoom met meer of minder bindweefsel, in de volksmond ook wel vleesboom genoemd. Deze gezwellen zijn niet kwaadaardig, want het omliggend weefsel wordt niet vernietigd en er ontstaan geen nieuwe gezwellen op afstand (metastases). Ze komen voor als knobbels van de baarmoeder en zijn vaak talrijk, soms zijn er tientallen in één baarmoeder, soms is er één myoom met een doorsnede van 15 cm. Kleine fibromen in de wand of aan de buitenkant van de baarmoeder gelegen geven meestal geen aanleiding tot klachten. Hoe dichter een fibroom tegen de baarmoederholte gelegen is, hoe groter de kans is op symptomen zoals menorragieën, pijn ten gevolge van expulsieve baarmoedersamentrekkingen, en hoe eerder ze aanleiding geven tot zwangerschapsverwikkelingen zoals abortus of abnormale liggingen van het foetus. Een fibroom kan aanleiding geven tot pijnklachten in geval van verwikkelingen zoals necrose, expulsie uit de baarmoeder of steeldraaiing als het fibroom gesteeld is. Fibromen die zeer groot geworden zijn, kunnen symptomen veroorzaken door mechanische druk op nabijgelegen organen, -zie baarmoederkanker.