Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2019

Baarmoeder

betekenis & definitie

v./m. (-s), (uterus), orgaan bij de vrouw en de vrouwelijke zoogdieren, waarin de vrucht zich tot aan de geboorte ontwikkelt.

ANATOMIE EN FYSIOLOGIE. De uterus is een hol orgaan dat deel uitmaakt van de inwendige vrouwelijke zie geslachtsorganen. Zij is een verwijding van de eileiders, die b.v. bij veel vissen en amfibieën dienst doet als verzamelplaats voor de eieren. Bij vogels wordt er de kalkschaal gevormd. Bij dieren waarbij het embryo zich binnen het moederlichaam ontwikkelt (haaien, sommige levendbarende reptielen en vissen, zoogdieren), ontwikkelt zich tussen vrucht en moederlichaam een verbindend weefsel, de placenta of moederkoek.

Bij vissen, amfibieën, reptielen en vogels monden de beide eileiders afzonderlijk in de -»-cloaca uit. Bij de zoogdieren, waarbij de eileiders over langere of kortere afstand met elkaar vergroeid zijn, monden de eileiders via één aparte uitgang (vagina) naar buiten uit. Een aantal buideldieren vertoont nog twee vagina’s. Bij veel zoogdieren zijn de beide eileiders niet vergroeid (rat, varken, rund) en vormen zij de beide uterushoorns (cornae). Bij de mens en de aap zijn deze vergroeid en vormen de enkelvoudige baarmoeder, bestaande uit het lichaam (corpus), dat via de hals (cervix uteri) in de vagina uitmondt. Deze vergroeiing vindt al embryonaal plaats.

Bij de mens is de baarmoeder ca. 7 cm lang, de grootste breedte is 5—6 cm. De baarmoeder heeft de vorm van een omgekeerde peer. De hals is het slanke, naar beneden gerichte deel, dat uitpuilt in de top van de schede (portio vaginalis uteri). Het brede bovendeel is de fundus uteri. De baarmoeder ligt in het kleine bekken, het onderste, nauwe gedeelte van het bekken.

Het bovendeel steekt iets boven de rand van het kleine bekken uit in de buikholte. Vóór de baarmoeder bevindt zich de urineblaas; erachter, gescheiden door een uitstulping van de buikholte, de endeldarm. Aan weerszijden liggen de eileiders en de eierstokken. De hals wordt op zijn plaats gehouden door verschillende banden die aanhechten aan de binnenkant van het bekken.

De wand van de baarmoeder bestaat uit drie lagen. Van binnen naar buiten zijn dit het endometrium, het myometrium en het parametrium.

Het endometrium is een slijmvlieslaag die de binnenbekleding van de baarmoeder vormt. Bij de geslachtsrijpe, niet-zwangere vrouw ondergaat het endometrium grote veranderingen tijdens de menstruele cyclus. Onder invloed van oestrogenen, geproduceerd door de zich ontwikkelende Graafse follikel(s) groeit het endometrium (proliferatiefase). Na de -eisprong ontstaat uit de resten van de follikel het zgn. corpus luteum, dat progesteron produceert. Oestrogenen en progesteron doen in het endometrium klierbuizen ontstaan die een voedselrijk secreet vormen (secretiefase), waardoor een geschikt milieu ontstaat voor de eicel wanneer deze in de baarmoeder arriveert. Is de eicel niet bevrucht, dan degenereert het corpus luteum, de progesteron-synthese stopt en na 12—18 dagen wordt het slijmvlies afgestoten, hetgeen met enige bloeding gepaard gaat (zie menstruatie).

Bij andere zoogdieren dan de mens of mensapen wordt het slijmvlies niet afgestoten en er treedt dus ook geen menstruele bloeding op. Het slijmvlies wordt dan geresorbeerd.

Het myometrium bestaat uit gladde spiervezels, die een belangrijke rol spelen bij het uitdrijven van de vrucht.

Het parametrium is een bindweefsellaag, die de buitenkant van de baarmoeder bekleedt en dit orgaan verbindt met de overige organen in de buikholte. Hierin verlopen bloedvaten, lymfvaten en zenuwen.

Tijdens de zwangerschap neemt de baarmoeder belangrijk in grootte toe doordat de inhoud (de vrucht en het vruchtwater) in volume toeneemt, maar ook omdat het myometrium dikker wordt en de klieren in het endometrium in aantal en grootte toenemen. De doorbloeding wordt vele malen sterker. De geboorte van de vrucht komt tot stand door periodieke contracties van het myometrium (barensweeën). Deze contracties staan onder invloed van het autonome zenuwstelsel. Waarschijnlijk voorkomen oestrogenen en progesteron tijdens de zwangerschap het optreden van al te heftige contracties, waardoor een vroeggeboorte zou plaatsvinden. Aan het einde van de zwangerschap valt deze hormonale rem weg. Bovendien worden tijdens de laatste stadia van de bevalling de contracties gestimuleerd door het hormoon zie oxitocine.

< >