Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2019

Baanzoeker

betekenis & definitie

m. (-s), (ook: Zero-reader) een vliegtuiginstrument met een verticale en een horizontale wijzer met behulp waarvan het vliegtuig, mits de vlieger na instelling op de gewenste baan de wijzers in de middenstand houdt, deze baan vanzelf opzoekt.

Als de vlieger de baanzoeker toepast, behoeft hij geen acht te slaan op de aanwijzingen van de andere instrumenten, met uitzondering dan van de snelheidsmeter. De baanzoeker krijgt immers de aanwijzingen van die andere instrumenten (koerstol, kompas, bochtaanwijzer en kunstmatige horizon) toegevoerd en verwerkt deze tot een kwalitatieve aanwijzing van de eventuele afwijkingen van de gewenste baan. De baanzoeker is door Sperry ontwikkeld uit het kruislijnen- of cross pointer-instrument, dat tot 1950 in het instrumentlandingsysteem (iLS) werd gebruikt. Bij het aanvliegen van de luchthaven volgens dit systeem, wordt vanaf de grond Baanzoeker door middel van twee radiozenders Baanzoeker de te volgen dalingslijn (de naderingsbaan) in de lucht gemarkeerd. De ene is het zgn. koerslijnbaken, dat de juiste aanvliegrichting aangeeft en correspondeert met de verticale naald van het kruislijneninstrument in de stuurhut: de andere het glijpadbaken, dat de juiste baanhoek aangeeft en correspondeert met de horizontale naald van het instrument. Afwijkingen van de juiste baan worden voor de vlieger zichtbaar door uitwijkingen van de naalden van de middenstand in het kruislijneninstrument.

Om de afwijkingen van het vliegtuig van de baan te corrigeren, moet de vlieger derhalve altijd sturen in de richting, waarin de wijzers uitslaan (hij moet de wijzers achterna vliegen). Aangezien aan de hand van de wijzeruitslagen zeer moeilijk is te schatten hoe groot nu precies de werkelijke afwijkingen van de baan zijn en de vlieger ook voortdurend alle hiervoor genoemde andere instrumenten in de gaten moet houden, is het in de praktijk erg moeilijk om, bij een plotselinge afwijking van de baan, b.v. door een windvlaag, weer snel op die baan terug te komen.

Vaak wordt dan overgecorrigeerd en schiet het vliegtuig naar links en naar rechts, resp. naar boven en naar onderen, enkele malen door de bakenlijn heen, voordat het al zwabberend eindelijk op de naderingsbaan terugkomt. Aan deze ongewenste toestand kwam met het in produktie komen van de baanzoeker een einde en werd voor het instrumentvliegen een geheel nieuwe weg geopend. De baanzoeker is nl. noch een verbetering van reeds bestaande instrumenten, noch een uitbreiding van het instrumentarium met een nieuw aanwijsinstrument, maar een technisch gecompliceerde apparatuur, die gegevens van voornoemde standaardinstrumenten, desgewenst aangevuld met van buiten komende gegevens (b.v. van voR-bakens, zie radiobaken) dooreen verwerkt en op hetzelfde moment in één aanwijzing presenteert. Deze geeft dan de vlieger op eenvoudige wijze aan hoe hij moet sturen om de gewenste baan te volgen. Daarmede was de baanzoeker de eerste van een serie instrumenten, die de vlieger niet alleen aanwijzingen geven omtrent de vliegstand van het ogenblik, doch die hem tevens instrueren hoe het vliegtuig een andere of de oorspronkelijke positie zal kunnen innemen. Uiteraard zijn de andere genoemde instrumenten niet overbodig.

Allereerst moet de baanzoeker met behulp van enkele andere instrumenten worden ingesteld, terwijl de vlieger voorts, door zijn blik ook op de andere instrumenten te richten, wel eens zal willen zien wat hij doet. De eigenlijke taak van de vlieger bij het instrumentvliegen is door de baanzoeker echter vereenvoudigd tot het in de middenstand brengen, resp. houden van de naalden van dit instrument.

Vliegt hij b.v. in noordelijke richting en wil hij de koers naar het westen verleggen, dan draait de vlieger met behulp van een knop op de koersinsteller de dubbele wijzer naar de W. Deze nieuwe instelling heeft tot gevolg, dat de verticale naald van de baanzoeker onmiddellijk naar links draait, aangevende dat de vlieger naar links moet sturen om op de nieuwe koers terecht te komen. Dit was ook al zo bij het kruislijneninstrument, waarvan de wijzer echter naar links en als het vliegtuig door de koerslijn ‘schiet’ naar rechts blijft wijzen. Bij de baanzoeker daarentegen komt de verticale naald onmiddellijk in de middenstand zodra het vliegtuig in de juiste bocht ligt om de gewenste koers te bereiken. Houdt hij de naald vervolgens in de middenstand, dan beschrijft het vliegtuig precies de goede en zuiver gevlogen figuur om op die gewenste koerslijn te komen.

Weliswaar bestuurt de vlieger het vliegtuig wel de baanzoeker is geen stuurautomaat Baanzoeker, maar hij doet dit bijna onbewust en zonder op de overige instrumenten te letten. Met behulp van een ‘schakelaar’ kan de baanzoeker ook worden ingesteld op een VOR-baken en op koerslijnbaken en glijpadbaken van het I LS. Tevens is het mogelijk om, indien een voorgeschreven of anderszins noodzakelijke hoogte nauwkeurig moet worden aangehouden, de horizontale naald van de baanzoeker in verbinding te brengen met een fijnhoogtemeter. Uit de baanzoeker is een serie vlieginstrumenten ontwikkeld die men kent als vluchtgeleiders en integrale-, resp. commando-instrumentsystemen. [L.A.de Lange].

< >