[Gr. α, zonder; het achtervoegsel -ose duidt op een bepaalde ziekte], v. (-n, -s), (ook: hypovitaminose), ziekte ontstaan door chronisch gebrek aan een vitamine in het voedsel.
FYSIOLOGIE.
Avitaminosen zijn gebreksziekten (deficiëntieziekten), die sedert 1900 als zodanig zijn herkend; het eerst was dit het geval met beriberi, zie vitaminen.
GENEESKUNDE.
Als de avitaminose niet te ver is voortgeschreden, is deze door toediening van het ontbrekende vitamine te genezen. Bij vrijwel alle avitaminosen treedt vermindering van eetlust op en is groeistilstand een van de eerste symptomen.
VEEHOUDERIJ.
De oorzaak van het tekort aan vitamine kan liggen aan het voer: een tekort in het voer of een bederfproces in het voer waardoor vitamine wordt afgebroken. Ook kan de oorzaak bij het dier zelf liggen: door onvoldoende opname in de darm (ontsteking), door verhoogde behoefte (erfelijk), of doordat darmparasieten veel vitaminen opnemen.