[Fr. avarie; herkomst onzeker], v. (-en),
1. schade aan schip of lading overkomen gedurende de reis: het schip is na de storm met zware Averij de haven binnengekomen; (als bepaalde rechtsterm) alle buitengewone onkosten gedurende de reis voor schip en goederen gemaakt en alle schade daaraan overkomen;
2. (bij uitbreiding) schade aan een voorwerp, schertsend ook van personen: je hebt Averij gehad: ik zie een grote scheur in je jas; (zegsw.) daar zal Averij vallen, dat geeft een voordeeltje.
Averij-grosse of gemene averij is de schade die wordt omgeslagen over schip, vrachtpenningen en lading. Hieronder vallen in het algemeen alle schaden die uit nood opzettelijk veroorzaakt en ten gevolge daarvan geleden zijn, alsook de kosten, die in gelijke omstandigheden zijn gemaakt tot behoud en gemeen welzijn van schip en lading. De averij-grosse wordt in de praktijk beheerst door de York-Antwerp Rules van 1950.
Averij-particulier of bijzondere averij is de schade, die ten laste komt van schip of goed afzonderlijk, dat de schade heeft geleden of ten behoeve waarvan de onkosten zijn gemaakt. Dit omvat alle schaden, verliezen en gemaakte onkosten, die niet opzettelijk en tot behoud en gemeen welzijn van schip en lading zijn veroorzaakt of gemaakt, maar die geleden door of gemaakt zijn ten behoeve van het schip alleen of van de lading alleen. De artt. 696-740 Ned. WvK en 144-149 Belg. WvK (Boek II) regelen door wie de verschillende soorten schade of buitengewone onkosten moeten worden gedragen. In het Ned. binnenvaartrecht is averij-grosse hetgeen van scheepstoebehoren of van de lading overboord is gezet of verbruikt en de kosten van overlading in lichters of boten alsmede hulploon (art. 951 Ned. WvK).
LITT. R.P. Cleveringa, Zeerecht (1961); TJ. Dorhout Mees, Kort begrip van het Ned. handelsrecht (5e dr. 1971); R. de Smet, Droit maritime (1971).