Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2019

Automaat

betekenis & definitie

[Gr. automatos, uit eigen beweging], m. (-maten),

1. schijnbaar zichzelf bewegend kunstwerk in de gedaante van mens of dier;
2. toestel dat na het inwerpen van een geldstuk of penning bepaalde handelingen verricht, m.n. voor de verkoop in het klein van snoepgoed, sigaretten, postzegels enz.; dergelijk weeg-, speeltoestel;
3. een apparaat dat zelfstandig een ontworpen en ingebouwd programma afwerkt nadat een daarvoor benodigde inleidende handeling plaatsvond;
4. automatische stuurinrichting;
5. iemand die zich beweegt of die handelt als een automaat (1.), iemand die geheel werktuiglijk handelt.

Automaten worden op zeer veel gebieden toegepast. Van verkoop- en speelautomaten komt na het inwerpen van een muntstuk via hefbomen het mechanisme op gang en dit stelt de klant in staat de aangeboden waar te verkrijgen, of het desbetreffende spel te spelen. Verder zijn er gereedschapswerktuigen als automaat uitgevoerd: na door een knop in werking te zijn gesteld, voert de machine zelfstandig een of meer bewerkingen uit. Geprogrammeerde toestellen, b.v. planetaria of klokken, zijn automaten die na gestart te zijn een geprogrammeerde handeling uitvoeren tot de energievoorziening ophoudt.

Niet altijd behoeft het om te voren geprogrammeerde en gedetermineerde handelingen te gaan. De rekenautomaat kan de toegevoerde informatie interpreteren en daarop beslissen hoe de handeling wordt uitgevoerd, zie automatisering.

< >