Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2019

Autocratie

betekenis & definitie

[Gr. autos, zelf, kratein, heersen], v., regeringsstelsel waarbij in beginsel alle macht is opgedragen aan een eenhoofdig of klein veelhoofdig gezag en waarbij die macht niet ontleend wordt aan tevoren in een grondwet gestelde regels of een keuze door het gehele kiesgerechtigde volk, maar aan een benoeming door een klein centraal orgaan of aan een gewelddadig optreden van een deel van de bevolking.

Autocratie is de tegenpool van democratie. In de ideaaltypische democratie heeft iedereen in precies dezelfde mate de mogelijkheid de besluitvorming te beïnvloeden. In de ideaaltypische autocratie bestaat die mogelijkheid slechts voor een zeer kleine elite. In de werkelijkheid komen beide vormen slechts sporadisch voor, er is altijd sprake van tussenvormen. Bepaalde maatschappelijke organisaties (b.v. de traditionele Rooms-Katholieke Kerk) vertonen vooral autocratische trekken, andere (b. v. de Westeuropese universiteiten sinds het begin van de jaren zeventig) zijn weer meer democratisch [zie democratisering). De termen autocratie en democratie slaan hoofdzakelijk op de wijze van beeldsvorming; zie dictatuur en totalitarisme betreffen meer de uitvoering en de inhoud van het beleid.

Een autocratie is meer dictatoriaal naarmate het beleid meer dwingend wordt opgelegd, en meer totalitair naarmate het dwingend opgelegde beleid een groter deel van het menselijk bestaan omvat. In een autocratie wordt doorgaans op autoritaire wijze leiding gegeven (zie autoritarisme).

LITT. A.Hoogerwerf, Politicologie, begrippen en problemen (1972).

< >