v., onderdeel van de ecologie, dat zich in het bijzonder bezighoudt met de betrekkingen tussen het individuele organisme en zijn milieu, m.n. de aanpassingen aan dat milieu.
De autecologie wordt ook wel fysiologische ecologie genoemd, omdat de onderzoekingen vrijwel altijd fysiologisch gericht zijn. Kennis omtrent de waterhuishouding, temperatuurregulatie, osmoregulatie, fo.toperiodiciteit e.d. van de bestudeerde organismen maken inzicht mogelijk in hun tolerantie tegenover droogte, hitte of koude, hoge of lage zoutconcentraties e.d. in het milieu. Met behulp hiervan kan men vervolgens de verspreiding van deze organismen ten dele verklaren.