[Gr., fluit], m. (-loi), Oudgrieks schalmeiachtig blaasinstrument.
Vroeger meende men, dat de aulos een fluit was, maar de navorsingen van Howard e.a. hebben het schalmeikarakter onomstotelijk bewezen. Het mondstuk had een dubbel riet, zoals de hobo. Uit de afbeeldingen blijkt dat de aulos paarsgewijze door één speler werd bespeeld.