Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2019

Auerhoen

betekenis & definitie

o. (-ders), Europees wild hoen.

Het auerhoen, Tetrao urogallus, behoort tot de familie van de-ruigpoothoenders (Tetraonidae). Deze soort is de grootste van de Europese wilde hoenders; de haan is even groot als een gans, de hen veel kleiner. Het auerhoen bewoont de bergwouden van Midden-Europa en de uitgestrekte wouden van Noord-Europa en Noord-Azië; het komt ook voor in Schotland en de Pyreneeën. Deze soort kwam tot ca. 1820 regelmatig als broedvogel voor in de Ardennen en in het Hertogenwald. Bekend is de zeer eigenaardige balts van de haan, het zgn. bolderen, dat hij zowel in een boom als op de grond vertoont. De soort gaat in aantal sterk achteruit.

LITT. A.W.Boback, Das Auerhuhn (1966).

< >