1. gehoor, de toehoorders: de spreker kon op een welwillend Auditorium rekenen;
2. (auditoria, -s), gehoorzaal: het Auditorium van een universiteit; groot, klein Auditorium; toeschouwersruimte in schouwburg, theater enz.
Gepubliceerd op 31-01-2019
Auditorium
betekenis & definitie