[Fr. attraction], v. (-s),
1. aantrekking; (natuurkunde) algemene en wederzijdse aantrekking van materiedeeltjes;
2. zinsbouw op grond van betekenisassociatie, niet van grammaticaal verband, b.v. in: een groep werklieden stonden (i.p.v. stond) op het voorplein;
3 .het aangetrokken-worden; aantrekkingskracht als werking op een persoon ;
4. aantrekkelijkheid: de attracties van een grote stad.
Onder (interpersoonlijke) attractie verstaat men in de psychologie de aantrekkingskracht die personen op elkaar uitoefenen en de hiermee samenhangende bereidwilligheid om gezamenlijk te handelen. Een groot aantal uiteenlopende factoren bepalen intensiteit en richting van de attractie. Experimenten met apen hebben aangetoond dat het ontbreken van moederlijke affectie in de eerste levensmaanden tot zware aanpassingsstoornissen op affectief en seksueel terrein bij het volwassen dier leidt. Men neemt algemeen aan dat deze wetmatigheid ook bij mensen opgaat. Voorts is aangetoond dat de attractie bepaald wordt door de culturele en historische verwachtingen die er in een samenleving over vriendschap en liefde bestaan. Het verband tussen seksualiteit en attractie is van cultuur tot cultuur zeer verschillend.
De intensiteit van attractie wordt sterk beïnvloed door gemeenschappelijke interesses en overeenkomstige attitudes ten aanzien van belangrijke levensgebieden. De idee dat personen zich tot elkaar aangetrokken voelen op basis van tegengestelde of complementaire behoeften (les extrêmes se touchent) is op basis van onderzoek verworpen. Voorts is het aannemelijk dat personen eerder attractie zullen tonen in onzekere situaties. Tevens is aangetoond dat het voortduren van attractie niet alleen afhankelijk is van de positieve aspecten in een relatie, maar evenzeer van de negatieve. Het vermoeden dat liefde en verliefdheid door kibbelarij in stand gehouden kunnen worden, werd dus bevestigd.
LITT. B.J.Murstein, Theories of attraction and love (1971).