Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2019

Attis

betekenis & definitie

Frygische god, mannelijke begeleider (parhedros) van de Kleinaziatische moedergodin zie Kybele. Dergelijke figuren vindt men vaker in ‘Grote Moeder’-religies van matriarchale culturen.

De cultus van Attis en Kybele was een in bestaande natuurvoorstellingen wortelende vegetatiecultus, waarin Kybele stond voor de aarde als moederschoot der natuur en Attis de steeds weer afstervende, maar immer weerkerende vegetatie symboliseerde. De mythe van Attis is bekend in twee varianten. 1. De Lydische variant: Kybele wordt verliefd op Attis.

Haar gemaal Zeus wordt jaloers en laat Attis door een everzwijn (bekend doodssymbool) doden. Kybele begraaft en beweent hem.

2. De Frygische variant: een hoofdthema hierin is de ontmanning van Attis, waarbij de bevruchtende delen overal waar zij vallen leven doen komen. Attis bleef daarna als eunuch in dienst van de godin, of stierf, of werd een god of een pijnboom. De Attispriesters plachten zich in extase te ontmannen, naar voorbeeld van Attis.

Sinds de tijd van Claudius I (41—54 n.C.)werd Attis opgenomen in de cultus van de Magna Mater Kybele in Rome. Op 22 maart werd een Attis voorstellende pijnboom om de Palatijn rondgedragen; 24 maart: grote bewening van Attis; 25 maart: Hilaria, lentefeest, dat later wel met Attis’ opstanding werd verbonden; 26 maart: rustdag; 27 maart: cultische afwassing als afsluiting. Tot de Attiscultus behoorde een bloeddoop (taurobolium). Ook bestonden er Attismysteriën, waarin men zich kon laten inwijden. LITT. H.W.Obbink, Cybele, Isis, Mithras (1965); W.Obbink, The legend of Attis in Greek and Roman art (1966).

< >