[Gr., onontplooidheid], v., de toestand van de long waarbij de longblaasjes samengevallen zijn en er geen lucht in het longweefsel aanwezig is.
Voor de geboorte is atelectase normaal. Bij de eerste ademhaling dringt de lucht in de long en treedt er ontplooiing van de longblaasjes op. Op latere leeftijd kan atelectase ontstaan door druk op de long bij vochtophoping in de borstholte (compressie-atelectase) of bij afsluiting van luchtpijptakken door een gezwel, vreemd voorwerp of ontsteking, waarna de lucht uit het betrokken longgedeelte door het bloed wordt opgenomen zonder dat toetreding van verse lucht mogelijk is (resorptieatelectase). In het laatste geval treden al spoedig onherstelbare veranderingen van het longweefsel op door bijkomende ontsteking, terwijl de long bij compressie-atelectase zich ook na geruime tijd weer volledig kan ontplooien als de druk wordt opgeheven, b.v. door verwijdering van het vocht. Bij ernstig zieke (dus bedlegerige) en oude mensen en ook na operaties, wanneer moeilijk wordt opgehoest, dreigen vele kleine luchtpijptakjes door slijm verstopt te raken en kan er atelectase en vervolgens ontsteking optreden. Fysische therapie in de vorm van clapotage (kloppen) kan een longgedeelte met dreigende resorptie-atelectase vaak weer normaal luchthoudend maken.