[Gr. ataraxia, gemoedsrust], v., onbewogenheid, volstrekte gemoedsrust.
De term ataraxie vindt men het eerst bij Demokritos. Later werd zij het zedelijk ideaal van Epikouros en van de sceptici, maar er vond een nuanceverschuiving plaats zodat het begrip naderde tot de apathie van de stoïcijnen.