Indiaanse stam die in precolumbiaanse tijden de oases van de Atacamawoestijn, de Atacamahoogvlakte en een gedeelte van Noordwest-Argentinië bewoonde. Uit dit laatste gebied werden zij reeds vóór de komst van de Inka’s door de Diaguita-Indianen verdreven.
Enkele geïsoleerde groepen Atacamenos bestonden nog in Noord-Chili tijdens de Spaanse verovering. Van hun taal (het Kunza) zijn slechts enkele fragmenten bewaard gebleven.Afhankelijk van hun woongebied leefden de Atacameños van visvangst, tuinbouw, intensieve landbouw en jacht, terwijl ook de teelt van lama’s een belangrijke bestaansbron vormde. De Atacameños dreven levendig handel onder elkaar, met de Diaguita en met de Peruaanse Indianen. De gemeenschappen van de Atacameños waren betrekkelijk klein en geïsoleerd. Zij bestonden uit een groep van verwante gezinnen onder het leiderschap van een chief.
Taal. De taal van de Atacameños, ook bekend als Kunza of Likan Antai, is niet op aantoonbare wijze verwant met enige andere taal. Ofschoon vrijwel uitgestorven, speelt deze taal nog een rol in de plaatselijke folklore, m.n. bij de plechtigheid die het reinigen van de irrigatiekanalen begeleidt. Daarbij worden liederen in het Kunza gezongen. LITT. F.J.San Roman, La lengua Cunza de los naturales de Atacama (1890).
