[Lat. area, vlakte], o. (-alen),
1. oppervlakteuitgestrektheid, m.n. in betrekking tot wat zich daarop voordoet (b.v. tarwe);
2. het verspreidingsgebied van planten of dieren ;
3. gebied dat door een munteenheid wordt beheerst.
DIERKUNDE. De grootte van arealen is zeer verschillend. Er zijn diersoorten met een zeer klein areaal en andere die over vrijwel de gehele wereld voorkomen (zgn. ubiquisten of kosmopolieten). De areaalgrootte van een diersoort hangt samen met de tijd die een diersoort heeft gehad om een bepaald gebied te bereiken en bevolken; iedere diersoort doet dit met een andere snelheid. Na de ijstijden b.v. hebben sommige soorten die in Zuid-Europa een refugium hadden gevonden Engeland nog wel bereikt voor dit van het vasteland werd afgescheiden, maar andere soorten niet meer.
De areaalgrens kan historisch bepaald zijn, d.w.z. dat invloeden uit het verleden het huidige areaal van de soort hebben veroorzaakt. De areaalgrens kan ecologisch bepaald zijn, d.w.z. het dier vestigt zich slechts daar waar de omgeving gunstig voor hem is (b.v. in klimatologisch opzicht). De areaalgrens kan ook zuiver geografisch bepaald zijn door natuurlijke barrières, zoals zeeën en oceanen voor landbewoners, woestijnen voor bosbewoners, enz. Arealen zijn meestal aaneengesloten (conjuncten), zij beslaan een klein deel van een regio (monocentrische arealen), of meerdere delen van een regio (polycentrische arealen). Soorten met polycentrische arealen zijn meestal opgebouwd uit ondersoorten met een monocentrisch areaal.
Soorten met overeenkomstige arealen, met hetzelfde centrum, vormen samen een zoögeografische categorie, de soorten die de categorie samenstellen noemt men fauna-elementen. Een aantal categorieën vormen samen een regio. Er bestaan ook arealen die uit twee of meerdere niet aaneengesloten delen bestaan (disjunct). De zoögeografie tracht een verklaring te vinden voor de ligging van het areaal van een soort.
PLANTKUNDE. Men onderscheidt het gebied waar een plantesoort (of een andere taxonomische eenheid) natuurlijk voorkomt (natuurlijk areaal), of kan gedijen (potentieel areaal). Ook toegepast op syntaxonomische en andere vegetatie-eenheden.