Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2019

Architect (architekt)

betekenis & definitie

[Gr. architektoon, opperbouwmeester], m. (-en), ontwerper van gebouwen, vroeger bouwmeester genoemd (zie bouwkunst).

In de middeleeuwen kende men de magister operis, die de bouwwerken ontwierp en de werkzaamheden leidde. Pas in de renaissance kwam het woord architect op. Tot in de 18e eeuw was er echter geen scheiding tussen architect en aannemer. De taak van de huidige architect is adviserend; hij is vertrouwensman van zijn opdrachtgever. Hij moet met de opdrachtgever het voorlopige plan voor de bouw opstellen, en voor de financiering daarvan advies geven. Hij moet de eisen van zijn principaal weten te formuleren en te ordenen. De werkzaamheden van de architect zijn in de volgende punten aan te geven:

1. het maken van het voorproject, waardoor kan worden uitgemaakt, of het beoogde plan met de ter beschikking staande middelen op het beschikbare bouwterrein kan worden uitgevoerd. De daarbij behorende globale begroting van kosten wordt gebaseerd op door de ervaring verkregen cijfers per m3 ombouwde ruimte.
2. Het uitwerken van het plan, waarvoor plattegronden en doorsneden, schaal 1:100, nodig zijn; in overleg met de opdrachtgever zijn in dit stadium nog allerlei veranderingen in het plan mogelijk.
3. Overleg met officiële instanties; beslissing over de te verwerken materialen.
4. Detaillering van het plan: tekeningen, schaal 1:20, en op ware grootte van alle voor de uitvoering nodige onderdelen.
5. Gespecificeerde begroting van kosten.
6. Gereedmaken van bestek (gedetailleerde en nauwkeurige omschrijving) en voorwaarden voor de aanbesteding.
7. Aanbesteding, eventueel met onderaanbesteding van bepaalde onderdelen van het werk.
8. Gunning aan de aannemer, die het laagst heeft ingeschreven, en voldoende waarborgen biedt voor een goede uitvoering.
9. Toezicht op de uitvoering. Bij grotere bouwwerken: opstellen van een tijdschema, waaraan kan worden getoetst of het werk in de beoogde tijd gereed kan komen.
10. Controle van de afrekeningsstaat van de aannemer.

In Nederland is de titel architect nog onbeschermd, maar de meeste bonafide architecten zijn aangesloten bij de Bond van Ned. Architecten, afgekort B N A, hetgeen vaak achter de naam van de architect vermeld wordt. Het lidmaatschap van deze bond, dat slechts verkregen kan worden door aan bepaalde toelatingseisen te hebben voldaan, is een garantie voor de vakbekwaamheid van de architect. De opleiding geschiedt aan de Technische Hogeschool te Delft (studie 7 jaar; diploma bouwkundig ingenieur), via hts en hoger bouwkundig onderwijs, of door zelfstudie in de praktijk.

België.

Bij de wet van 20.2.1939 worden in België de titel en het beroep van architect beschermd. Aansluitend bij volledige humaniora zijn — na vijf jaar dagstudie met volledig leerprogramma — de volgende inrichtingen gemachtigd het diploma van architect uit te reiken: de rijksscholen te Antwerpen (NHIBS) en te Brussel (ENSAAD), de stedelijke Hogere Instituten voor Architectuur te Brussel, Gent, Luik en Bergen, de r.k. Hogere St.-Lucasscholen te Gent, Luik, Doornik, Schaarbeek en St.Gillis (beide te Brussel) en als jongste loot aan de stam het Provinciaal Hoger Instituut voor architectuur te Hasselt. Van oudsher kan aan de universiteiten van Gent, Leuven en Luik het diploma bekomen worden van ingenieur-architect en van burgerlijkbouwkundig-ingenieur. Tenslotte wordt de titel van architect ook uitgereikt door een centrale rijksjury. De wet van 26.6.1963 heeft de Orde van architecten ingesteld. Niemand mag het beroep van architect uitoefenen als hij niet op een van de tabellen van de Orde is ingeschreven.

< >