Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2019

Arboretum

betekenis & definitie

[zie Lat. arbor, boom], o. (-s, -ta), een meestal systematisch gegroepeerde verzameling van levende houtige gewassen, die zo volledig mogelijk de soorten en variëteiten bevat die gezien de klimatologische omstandigheden ter plaatse kunnen groeien.

De aanleg geschiedt veelal zodanig, dat de afzonderlijke individuen het best tot hun recht komen. De grootst mogelijke zorg moet aan de juiste naamgeving en etikettering worden besteed. Bekende arboretums zijn in Nederland: het Belmonte arboretum van de Landbouwhogeschool te Wageningen, het Gimborn arboretum te Doorn; in België: het arboretum van Tervuren; in Engeland: Kew Gardens bij Londen; in de VS: het Arnold arboretum bij Boston.

Een gespecialiseerd arboretum is het pinetum, waarin alleen coniferen voorkomen. Bekende pineta zijn: Schovenhorst bij Putten, Blijdenstein te Hilversum. Een populetum bevat alleen vertegenwoordigers van het geslacht Populus. Een bosbouwkundig arboretum, waarin boomsoorten uit vele landen als kleine opstandjes voorkomen, is op Schovenhorst bij Putten (Nederland) en bij het Bosbouwproefstation Groenendaal (België) aanwezig.

In België werd het arboretum door de Vlaamse Bosbouwvereniging gepopulariseerd. Aldus werden in 1972 meer dan 1200 arboretums, elk bestaande uit 50 boomsoorten, over Vlaanderen verspreid op openbare pleinen, rond scholen en in privétuinen.

< >