o. (-liederen), lied dat ontstaan is uit continue ritmische bewegingen tijdens het werk.
Meestal beklemtoont het de ritmische beweging, zodat de arbeid erdoor gestimuleerd wordt: toon en ritme versmelten tot een gezongen dynamiek. Voorbeelden van arbeidsliederen zijn o.a. dors-, hei- en spinliederen. Soms wordt het ook gezongen als tijdverdrijf tijdens de arbeid zonder nauwe relatie met een werkritme. Het arbeidslied is een vorm van volkspoëzie.
Arbeidsliederen kent men reeds uit de oudheid, in de Oudgermaanse cultuur, in de middeleeuwen (b.v. bij de wevers) en vooral ook in streken waar slavernij heerste. Van grote betekenis zijn de worksongs van de negerslaven geweest voor de ontwikkeling van de jazz.