(Apostolicum of de Twaalf artikelen des geloofs), een doopbelijdenis van de gemeente van Rome, niet door de apostelen opgesteld, en pas door de reformatoren als geloofsbelijdenis opgevat. In de tegenwoordige vorm luidt zij aldus (cijfers geven de hoofddelen aan):
1. Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, de schepper van hemel en aarde
2. en in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onze Heer, die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria, die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle, ten derden dage wederom opgestaan van de doden, opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand Gods des almachtigen Vaders, vanwaar hij komen zal, om te oordelen de levenden en de doden.
3. Ik geloof in de Heilige Geest.
4. Ik geloof in ene heilige, algemene, christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen, vergeving van de zonden, wederopstanding des vleses en een eeuwig leven.
In deze vorm is de Apostolische Geloofsbelijdenis afkomstig uit Zuid-Gallië, waar zij ca. 500 n. C. gebruikelijk was. Maar zeker reeds in 250, en waarschijnlijk al vroeger, gebruikte de gemeente te Rome een iets kortere belijdenis, waarin de cursief gedrukte woorden niet voorkwamen.
Dit kortere symbool is wel een uitbreiding van de reeds in de 1e eeuw gebruikelijke doopbelijdenis aangaande Vader, Zoon en Heilige Geest, volgens Matth. 28,19. Met dit trinitarische schema werd het kerygma aangaande de dood en de opstanding van de messias, dat de kern vormde van de apostolische verkondiging, verbonden. Vandaar dat de belijdenis van de tweede Persoon der Triniteit in de Apostolische Geloofsbelijdenis zo uitvoerig werd. Ook elders in het NT hebben wij de sporen van zulk een oude geloofsbelijdenis, b.v. in 1 Tim. 6,13. De tijd heeft geleerd dat zelfs de korte formuleringen van de Apostolische Geloofsbelijdenis verschil van opvatting niet uitsluiten.
LITT. J.N.D. Kelly, Early christian creeds (Londen, 1950).