[Gr. apokryfos, verborgen], m. (mv.), groep geschriften die door de kerk bij de canonieke bijbelboeken werden achtergesteld.
Tot de apocriefen van het OT worden de boeken van de Septuaginta en de Vulgata gerekend, die niet tot de Hebreeuwse canon behoorden. Door de Rooms-Katholieke Kerk worden ze met deuterocanoniek en in het Hebreeuws met sefarim chatsonim (buitenstaande boeken) aangeduid. Bij het concilie van Trente (1546) werden de meeste van deze boeken echter weer met canoniek gezag bekleed. Luther plaatste ze als aanhangsel achter het OT. In calvinistische bijbeluitgaven worden ze gewoonlijk geheel weggelaten, al werden ze in de oude uitgaven van de Statenvertaling nog opgenomen, achter het NT. Meestal rekent men tot de apocriefen van het OT: 3 Ezra, 1-3 Makkabeeërs, Tobith, Judith, het Gebed van Manasse, de toevoegsels bij Daniël, Esther, Baruch, de Brief van Jeremia, Jezus Sirach en de Wijsheid van Salomo.
Van de sefarim chatsonim komen Griekse vertalingen voor in de Septuaginta. De originele Hebreeuwse of Aramese versies zijn verloren gegaan. De belangstelling voor de bijna vergeten apocriefen werd in de middeleeuwen groter, met uitzondering van de Wijsheid van Sirach dat in de belangstelling bleef en waarvan zelfs een Hebreeuwse tekst is teruggevonden. In de 20e eeuw werden de apocriefen die in de Septuaginta voorkwamen zelfs weer in het Hebreeuws terugvertaald.
De apocriefen van het NT zijn van vóór het jaar 140, het na-apostolisch tijdvak. Zij worden onderscheiden in apocriefe evangeliën (b.v. Hebreeën, Egyptenaren en Petrus), brieven (b.v. 1 Clemens, Barnabas, Ignatius, Polycarpus), leergeschriften (b.v. Didache, 2 Clemens, Kerygma Petri) en Openbaringen (b.v. de Apocalyps van Petrus en Hermas). Onder de in 1946 in Nag Hamâdi gevonden Koptische geschriften bevond zich ook het zgn. Thomasevangelie, dat een aantal onbekende woorden van Jezus bevat, en het Evangelie der Waarheid.
LITT. E. Kautsch, Die Apokryphen und Pseudepigraphen des Alten Testaments (3e dr. 1962); E. Hennecke, Neutestamentliche Apokryphen (1959-1964); R.H. Charles, The apocryphes and pseudepigraphs of the Old Testament (1963); L. Rost, Einleitung in die alttestamentische Apokryphen und Pseudepigraphen (1971).