af'golven (golfde af, heeft en is afgegolfd),
1. (van vloeistoffen), golvend neerstromen: het water golfde de trap af;
2. (fig.) in golvende beweging met sierlijke plooien of bochten afdalen (van loshangende kleren, tooisels of hoofdhaar): het haar golfde af langs zijn schouders;
3. zich in een beurtelings rijzende en dalende lijn naar beneden uitstrekken (van de grond): de heuvel golft af naar beneden.