af'dwingen, (dwong af, heeft afgedwongen),
1. (iets) van iemand door dwang verkrijgen, hem dwingen het te geven; iemand een eed, een bekentenis, een geheim afdwingen;
2. oneig.: onvermijdelijk opwekken bij: iemand hoogachting afdwingen, hem noodzaken die te gevoelen.