Adler - Alfred, Oostenrijks psychiater, *7.2.1870 Wenen, ♱ 28.5.1937 Aberdeen. Adler is de grondlegger van de Individualpsychologie. Aanvankelijk was hij medewerker van Sigmund Freud, doch hij scheidde zich in 1911 af van de psycho-analytische school.
Adler gaat uit van het begrip individualiteit en bedoelt daarmee de eenheid van de menselijke persoonlijkheid. Hij beschouwt niet de seksualiteit (zoals Freud) doch het streven naar macht als de eigenlijke oerdrift bij de mens; hij ziet neurosen en psychische moeilijkheden vanuit de instelling ten opzichte van de medemens; in ieder individu is de neiging aanwezig om zijn eigen Ik te laten gelden boven anderen in de strijd om het bestaan. Indien men tegen levensmoeilijkheden niet is opgewassen en een gesteld ideaal niet kan bereiken, dan tracht men op een ander gebied uit te blinken (overcompensatie van het minderwaardigheidsgevoel). Somtijds wordt ook zwakte te baat genomen om aan de omgeving zorg en oplettendheid af te dwingen en een verontschuldiging te verkrijgen voor de nederlaag en de vlucht. Terwijl voor Freud de neurose een gevolg is van het mislukken van de verdringing en andere afweermechanismen, ziet Adler haar als een poging van het individu om naar meerwaardigheid te streven. De theorie heeft veel toepassing gevonden bij opvoedkundige problemen.
Tegenwoordig tracht men de opvattingen van Adler te integreren in de psychologie van het Ik, waarbij door Freud andere facetten zijn beklemtoond. Werken: Studie über Minderwertigkeit von Organen (1907), Praxis und Theorie der Individualpsychologie (4e dr. 1930), Das Problem der Homosexualität (1930), lieber den nervösen Charakter (4e dr. 1928; Ned. vert.: Menschenkennis, 3e dr. 1938), Der Sinn des Lebens (1935). Vele werken in Ned. vertaling. LITT. L.Way, Adlers place in psych. (1950); H. Orgler, A.Adler (1956).