Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-12-2018

adders

betekenis & definitie

adders - ad'ders, Viperidae, een familie van gifslangen, behorend tot de orde der Squamata. Zij zijn gekenmerkt door het bezit van goed ontwikkelde, doorboorde giftanden voor in de bek. De bovenkaak is kort en draagt slechts één functionele en een aantal reserve-giftanden.

In rust liggen de giftanden naar achter wijzend evenwijdig aan het gehemelte; met behulp van een ingewikkeld mechanisme van beenspangen kunnen zij worden opgericht. De gifklieren zijn omgevormde speekselklieren. Bij een beet wordt het gif door druk van de kauwspieren uit de gifklieren geperst en komt via de giftand in de wond terecht. Het gif is een zgn. hemotoxine, d.w.z. het breekt het bloed van het prooidier af; de dood treedt uiteindelijk in door hartstilstand (slangegif). Adders komen alleen in de Oude Wereld voor, van de poolcirkel in Europa tot Kaap de Goede Hoop in Afrika, van Engeland tot in Zuidoost-Azië en op de kleine Sunda-eilanden. Over het algemeen hebben adders een kort, dik lichaam, met een korte, spits toelopende staart. De kop is duidelijk breder dan de nek. De kopschubben zijn over het algemeen klein, waardoor ze, althans in Europa, gemakkelijk te onderscheiden zijn van de niet-giftige Colubridae, die alle grote schubben op de kop hebben. De meeste adders zijn bodembewoners, er zijn echter ook soorten die een gravende leefwijze voeren, andere die in bomen leven en een grijpstaart hebben. De meeste adders voeden zich met gewervelde dieren die doorgeslikt worden; enkele kleinere soorten eten insekten. adder.

< >