achterhand - ach'terhand, v./m. (-en), 1. handwortel; 2. achterstel (van een paard); termen bij de cavalerie: de naslepen, onder de — brengen; 3. aan de — zijn of zitten, de hebben, het laatst aan de beurt komen;
4. (fig.) de kaarten die de speler in handen heeft, die het laatst aan de beurt is; ook deze speler zelf.