Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-12-2018

Achter-Indië

betekenis & definitie

Achter-Indië, gangbare benaming voor het zuidoostelijke schiereiland van Azië. Staatkundig is het verdeeld in de landen Birma, Thailand, Noord-Vietnam, Zuid-Vietnam, Laos, Cambodja, Maleisië en Singapore.

GEOLOGISCHE BOUW. Het schiereiland bestaat voornamelijk uit noord-zuid gerichte plooiingsgebergten, die een voortzetting vormen van de Himalaja in de richting van de Indische Archipel. Vooral de lagere bergketens zijn met bossen bedekt; vaak vormen ze een belemmering voor de communicatie tussen de verschillende deelgebieden van Achter-Indië. In het noorden, ter hoogte van de 26e en 27e breedtegraad zijn de plooiingen samengedrukt. Ze breiden zich naar het zuiden, tussen het plateau van Shillong en het oude massief van Zuidoost-China door, geleidelijk waaiervormig uit, het oude massief van Cambodja en Zuid-Vietnam insluitend. De voornaamste reliëfelementen zijn de gebergteboog van West-Birma (van het Patkai-gebergte in het noorden tot en met het Arakangebergte in het zuiden), en het meer oostwaarts gelegen Shanplateau met zijn twee, zich naar het zuiden uitstrekkende uitlopers: de Tenasserim, die via de landengte van Kra met Malakka is verbonden, en het geheel oostwaarts gelegen Annamgebergte van Laos en Zuid-Vietnam. Het gebergte van WestBirma zet zich voort over de eilandengroepen de Andamanen en de Nicobaren naar Sumatra. Tussen het Westbirmese gebergte en het Shanplateau, dat zelf doorsneden wordt door de rivier de Salween, liggen de brede riviervlakten van de naar het zuiden stromende Irrawaddy en Chindwin. Het oostelijk liggende gebied van Thailand, Cambodja en een klein deel van Zuid-Vietnam omvat in hoofdzaak laagland (<200 m), en is het domein van de Menam en Mekong met hun zijrivieren. In het oosten vormt het Annamgebergte de afsluiting.

De genoemde gebergten zijn zelden hoger dan 2500 m. Het Westbirmese gebergte reikt echter ruim tot boven 3000 en lokaal tot boven 4000 m. Behalve het tertiaire, deels vulkanische gebergte van WestBirma, en het oude massief van Cambodja en ZuidVietnam, bestaat het schiereiland voornamelijk uit mesozoische plooiingsgordels met kalksteen, zandsteen en intrusiefgesteenten.

De rivieren lopen evenwijdig aan de bergketens. De bronnen van de grootste rivieren liggen dicht bijeen in het hooggebergte op de grens van Birma, Tibet en China. Als gevolg van het steile reliëf in het achterland en het moessonklimaat, met een afwisselend droog en nat seizoen, transporteren zij zeer veel slib dat in delta’s en bij de periodieke overstromingen ook in de riviervlakten wordt afgezet. Het zijn deze gebieden waarin het grootste deel van de bevolking is geconcentreerd. Eveneens bewoond wordt de kustvlakte, vooral in Malakka, maar deze is meestal smal omdat de bergketens dicht langs en evenwijdig aan de kust lopen. [drs.L.W.S.de Graaff]

< >