Achaz, koning van JUDA (ca. 735-15 v.C.), zoon en opvolger van Jotam (2 Kon.16, 2 Kron.28). Door de verbonden legers van Syrië en Israël werd hij te Jeruzalem ingesloten. Hij riep Tiglath-Pileser III te hulp, die Damascus belegerde maar daarmee Juda tot vazalstaat maakte (Syrisch-Efraëmitische oorlog).
Hij betaalde zijn tribuut aan Assur met tempel- en paleisschatten en maakte zich schuldig aan afgoderij ; in de koningstempel werd een altaar voor de Assyrische cultus ingericht. Achaz’ ongeloof werd door Jesaja berispt.
