Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-12-2018

abductie (abduktie)

betekenis & definitie

abductie (abduktie) - abduc'tie (abduktie) [Lat. abducĕre, wegvoeren], v., 1. de beweging die arm of been ten opzichte van de lichaamsas zijwaarts voert ; 2. filosofische redeneerwijze .

ANATOMIE. Men gebruikt de term ook voor vingers en tenen ten opzichte van de as van hand en voet. In abductie: in zijwaartse stand. Het tegenovergestelde is adductie.

FILOSOFIE. De Amerikaanse filosoof en grondlegger van het pragmatisme Charles S.Peirce beschreef in 1867 voor het eerst de abductie, die hij als derde mogelijkheid toevoegt aan de beide traditionele wijzen van logische gevolgtrekking: deductie en inductie. Hij meent er hetzelfde mee aan te duiden wat Aristoteles op een omstreden plaats in diens Analytica priora (II hfdst. 25) met de term apagogè (Lat.: abductio, afleiding) zou hebben bedoeld.

Abductie (door Peirce soms ook retroductie genoemd) is de redeneerwijze die voor een gegeven groep van geobserveerde feiten een hypothese opstelt waarmee deze feiten verklaard worden. Daarbij wordt creatief gebruik gemaakt van nieuwe en vaak verrassende elementen, waardoor die hypothese, indien ze juist blijkt te zijn, een sterk vernieuwende invloed op de wetenschap kan hebben. Zo leverde Kepler met zijn abductieve hypothese van de elliptische baan van Mars om de zon een hele reeks verklaringen van reeds geobserveerde feiten.

Abductieve en inductieve redenering hebben met elkaar gemeen dat ze geen strikt logische algemeen-geldigheid bezitten (zoals de deductie), maar nu juist voor de vooruitgang van de wetenschap noodzakelijke synthetische procedures zijn. Ze behoren beide tot wat wel de logica van de ontdekking (logic of discovery) wordt genoemd. Ze verschillen voor Peirce van elkaar daarin, dat de inductieve redenering soortgelijke gegeven feiten slechts generaliseert tot een algemene regel omtrent hypothese — met behulp van vaak zeer anderssoortige elementen — de geobserveerde feiten en de uit deze feiten reeds via inductie afgeleide regels verklaart. Maar de grens is niet scherp te trekken.

LITT. C.S.Peirce, Collected papers 2 (1938); J.vonKempski, Ch.S.Peirce und der Pragmatismus (1952); N.R.Hanson, Notes toward a logic of discovery (in: R.J.Bernstein e.a., Perspectives on Peirce, 1965); K.O.Apel, inl. tot de Duitse bloemlezing uit het werk van Peirce: Schriften I en II (1967); J.Habermas, Erkenntnis und Interesse (1968).

< >