aanzet - m. (-ten), 1. handeling waardoor men een begin met iets maakt; inzet; eerste zet; 2. (ook: voeding) (werktuigbouwkunde) bij het verspaningsproces de verplaatsing van het snijgereedschap ten opzichte van het werkstuk in aanzetrichting loodrecht op de snijdende beweging ; 3. plaats waar een onderdeel van metsel- of ander constructiewerk begint of aansluit; zichtbare grens tussen afzonderlijk aangestreken gedeelten van een geschilderd oppervlak.
De aanzet wordt uitgedrukt in mm/omwenteling (b.v. bij draaien, afb.1) of mm/slag (b.v. bij schaven, afb.3). Naarmate de grootte van de aanzets afneemt, neemt de oppervlaktekwaliteit van het ontstane vlak toe (afb.2). De aanzet wordt continu gegeven (b.v. draaien) of periodiek na het eind van iedere arbeidsslag (b.v. schaven) door de, veelal automatisch sturende, machine. De snedediepte a is de maat loodrecht op aanzet- en snijrichting.