Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-12-2018

aanverwantschap

betekenis & definitie

aanverwantschap - v., de betrekking die door huwelijk ontstaat tussen één van de echtgenoten en de bloedverwanten van de andere, evenals tussen hem en de echtgenoten van zijn bloedverwanten.

RECHT. De echtgenoten van iemands aanverwanten zijn volgens ons recht geen verwanten. In oudere litteratuur worden dezen wel eens aangeduid als ‘koude zwagers’. De graad van aanverwantschap berekent men op dezelfde wijze als bij bloedverwantschap. Voor de bloedverwanten van de echtgenoot geldt dat hun graad tot de aanverwant dezelfde is als tot hem, die de aanverwantschap veroorzaakt. Na de ontbinding van het huwelijk, waardoor de zwagerschap ontstond, blijft die zwagerschap bestaan. Ook tussen de tweede echtgenoot en de kleinkinderen van haar overleden echtgenoot (kinderen van diens uit een vorig huwelijk geboren kinderen) bestaat aanverwantschap, zelfs indien die kleinkinderen na het overlijden van hun grootvader zijn geboren.

LITT. J.C.H.Melis, Familierechtelijke betrekkingen volgens het nieuwe BW (1969).

In het rooms-katholieke huwelijksrecht maakt aanverwantschap een huwelijk, zonder dispensatie gesloten, ongeldig tussen de man en de bloedverwanten van zijn vrouw (en omgekeerd), en wel in alle graden van de rechte lijn (stiefvader en -moeder, schoonvader en -zoon, schoonmoeder en -dochter enz.) en tot en met de tweede graad (volgens canonieke berekening) van de zijlijn (zwager, schoonzuster, oom, tante, neef of nicht). (Codex Iuris Canonici, can. 1077). Van het beletsel in de rechte lijn kan alleen de H. Stoel dispenseren, van de andere beletselen ook de plaatselijke bisschop. Met het oog op de herziening van het kerkelijk wetboek wordt voorgesteld om het beletsel in de zijlijn te beperken tot de eerste graad (zwager en schoonzuster).

< >