Synoniem: U. supérba HENRY, U. praéstans SCHOCH.
Evenals de vorige iep komt ook deze op onze kwekerijen voor; de groeiwijze is meer opgaand, een smalle, kegelvormige kroon vormend; jonge twijgen kaal of zeer spoedig kaal wordend, enigszins glanzend grijs-bruin.
Knoppen spits eirond en bruin-rood; bladeren aan 5-10 mm lange bladstelen, heldergroen, bovenzijde bijna glad, onderzijde spaarzaam en zeer kort behaard met gele nerven, ovaal of eivormig, meestal de grootste breedte boven het midden, scheve bladvoet en puntig toelopende top, aan de zijtwijgen deze soms aan de top afgerond.
