T. cordáta X T. platyphýllos Synoniem: T. intermédia DC., T. europaéa L. (gedeeltelijk).
De gewone of zogenaamde Hollandse linde komt bij ons zeer veel voor en wordt bijna hoofdzakelijk aangewend. De grootste culturen hiervan zijn in Opheusden, waar deze bastaard door afleggen wordt gekweekt. Zaailingen komen ook voor, doch deze vertonen onderling zoveel afwijkingen, dat deze niet als de echte Hollandse linde kunnen worden verhandeld. Ook in Opheusden komen enkele vormen voor; de meest kenmerkende daarvan zijn de ter plaatse als „Koningslinde”, en „Zwarte linde” bekend staande. De eerste heeft een meer opgaande groeiwijze, jonge twijgen glanzend, bruinrood getint; de laatste heeft donker grijze twijgen, takken staan meer af zodat de kroon breder is dan bij de „Koningslinde”. Daar de „Zwarte linde” bij het afleggen gemakkelijker wortelt, wordt deze het meest gekweekt. Bladsteel 3-5 cm lang, onbehaard; bladeren 7-10 cm lang, bovenzijde enigszins glanzend donkergroen en kaal, onderzijde blauw-groen, spaarzaam behaard, eirond met scheve bladvoet en kort toegespitste top, bladrand gezaagd, tanden kort gepunt, met geel gekleurde baarden in de oksels der nerven.
Bloeit in Juni met hangende trossen van 5-10 bloemen, heldergeel; vruchten kogel- of eivormig, zwak geribd en behaard.
T. v. var. pállida SARG., Synoniem: T. pállida SIMONK., T. europáea var. pállida REICHENB. ; groeiwijze meer fastigiaat; bladeren tot 12 cm lang, de onderzijde geel-groen getint.