X Ph. lemoínei X Ph. coultéri Laatstgenoemde soort is afkomstig van Mexico, een laagblijvend struikje met kleine, aan de onderzijde grijs behaarde bladeren en bloeiend met meestal alleenstaande bloemen, kroonbladen aan de basis purperrood gevlekt. Deze soort is echter niet winterhard, wat van invloed is op onderstaande, daaruit voortgekomen vormen, zodat deze tot de zwakst groeiende tuinvormen worden gerekend en dan ook een beschutte standplaats verlangen.
De kenmerken van bovenstaande bastaard zijn de volgende: tot 1,5 m hoog wordende struik met dunne, aan de top overhangende twijgen; bladeren kort gesteeld, 1,5-3 cm lang, lang-eivormig, meestal gaafrandig, soms met enkele tanden, aan beide zijden matglanzend donkergroen, onderzijde blijvend aanliggend behaard, overigens kaal.
Bloemen in Juni-Juli, alle eindstandig of tot 3 bijeen, 2-3,5 cm in diameter, zuiver wit, op elk kroonblad aan de basis een purperrode vlek; kelk puntig toelopend, spaarzaam behaard; stijlen vergroeid.
„Amalthée”; struik, opgaand groeiend, zeer rijk bloeiend met grote zuiverwitte bloemen; kroonbladen met rose vlek aan de basis.
„Belle Etoile”; een van de mooiste vormen uit deze groep, een tot 1,5 m hoge struik vormend, met iets overhangende twijgen; bloemen 4-5 cm in diameter; kroonbladen met rose-lila vlek.
„Burkwoodii”; compact groeiend struikje, met kleine bladeren; bloemen tot 6 cm in diameter; kroonbladen ovaal, niet zo breed als bij de overige vormen, aan de basis met lila-rose vlek.
„Etoile Rose”; laagblijvend struikje, met iets overhangende twijgen; bloemen iets klokvormig;
kroonbladen met licht-rode vlek.
„Fantaisie”; zeer zwak groeiend struikje, met zeer dunne twijgen en kleine lang-eivormige, bijna ongesteelde bladeren; bloemen 2-3 cm in diameter, zuiverwit; kroonbladen aan de top iets gefranjed, met lichtrose vlekken.
„Silviana”; tot 1 m hoog wordend en zeer rijk bloeiend met grote zuiverwitte bloemen; kroonbladen eivormig, aan de basis met lichtrose vlek.
