M.baccáta var. mandshúrica X M.siebóldii Synoniem: Pírus zúmi MATSUM..
Opgaand groeiende struik of kleine boom met eerst behaarde, later kale, grijs-bruine twijgen; bladstelen 1,5-3,5 cm lang, blijvend spaarzaam behaard.
Bladeren 5-9 cm lang, 4-7 cm breed, eivormig tot breed eivormig, top spits of toegespitst, bladvoet afgerond of wigvormig toelopend, rand gezaagd-getand, bladeren aan twijgen soms zwak gelobd, bovenzijde donkergroen, spaarzaam behaard, onderzijde eerst dicht behaard, later spaarzaam min of meer netaderig.
Bloemen 2,5-3 cm in diameter, in knop rosé, later wit, aan buitenzijde kroonbladen iets rose getint;
kelk en kelkslippen viltig behaard, stijlen 4-5;
vrucht 10-12 mm in diameter tot donkerrood verkleurend met lichtgeel vruchtvlees.
M.z. var. calocárpa REHD., synoniem: M.siebóldii var. calocárpa REHD., wijkt van de soort af door dichtere beharing aan twijgen, bladstelen en onderzijde der bladeren, de laatste aan bloemtakken soms bijna gaafrandig, aan twijgen dieper gelobd. Bloemen 2-2,5 cm in diameter met meestal 3-4, zelden 5 stijlen; vruchten als die van de soort, 10-14 mm in diameter.
