C. multiflórus X C. púrgans SPACH Deze zeer rijk bloeiende brem komt bij ons zeer veel voor, hetzij als voorbeplanting tegen naaldhout, in kleinere groepen in het gazon of alleenstaande in kleine tuinen. Hij wordt een vrij hoge, brede struik met enigszins hangende twijgen, die in het voorjaar overdekt zijn met kleine, crèmewitte, onaangenaam ruikende bloemen.
Jonge twijgen heldergroen, rond, iets gegroefd, bladeren kort gesteeld, 8-20 mm lang, meestal enkelvoudig, zijdeachtig behaard. Bloemen in April-Mei, meestal 1-2 bijeen, okselstandig, langs de gehele twijg, ongeveer 1 cm lang.
C. p. var. lúteus SM. en var. álbus SM. blijven lager, de twijgen meer hangend, soms kruipend; de eerste heeft heldergele, de laatste zuiverwitte bloemen.
Enkele tuinvormen zijn:
„Buttercup”; groeiwijze meer opgaand; bloeit zeer rijk in April-Mei met kleine goudgele bloemen.
„Zitronenvogel”; tamelijk breed uitgroeiend; bloemen klein, citroengeel.
„Osborni”; in groeiwijze op praécox gelijkend, doch later bloeiend; bloemen éénkleurig kanariegeel.
Bovenstaande vormen zijn zachter dan C. praécox.