O.N.-Amerika, N.-Carolina; 1 m.
Vertakt struikje met grijs-bruine dicht behaarde twijgen; bladeren 2-6 cm lang, ovaal of omgekeerd ei-lancetvormig, top stomp, rand gaaf, aan beide zijden dicht behaard. Bloeit in Juni met witte, iets rose aangelopen bloemen in korte gedrongen trossen;
kelk en bloemstelen klierachtig behaard; bloemkroon 9-12 mm lang, cylindrisch, behaard; vruchten 6-8 mm in diameter, blauw-zwart, klierachtig behaard, eetbaar.
Een zeer mooi struikje waarvan de bladeren in het najaar zeer mooi verkleuren en zeer lang aan de struik blijven.