O.N.-Amerika, O.-Canada; 80 cm.
Synoniem: V.pennsylvánicum var. angustifólium GRAY.
Compact groeiend struikje met eerst zeer fijn behaarde, later geheel kale, groene twijgen. Bladeren zeer kort gesteeld, 8-25 mm lang, lancetvormig, rand fijn gezaagd, bovenzijde iets netaderig, aan beide zijden glanzend groen. Bloeit April-Mei, soms nog later, met witte of groenachtig witte bloemen in gedrongen trossen; kelk groen, kaal, met 3-hoekige kelkslippen; bloemkroon walsvormig, 6-8 mm lang;
vruchten 6-12 mm in diameter, blauwzwart, berijpt.
Deze soort verlangt een half beschaduwde plaats en vormt dan een mooi struikje met zeer lang blijvende bladeren die tot oranje-rood verkleuren. Niet zelden zijn aan de struik gelijktijdig bloemen en vruchten aanwezig.
V.a.var. laevifólium HOUSE, Synoniem: V.pennsylvánicum LAM., groeit iets hoger dan de soort en heeft tot 3,5 cm lange elliptisch gevormde bladeren; bloemkroon tot 8 mm lang, groenachtig wit met lichtrose;
vruchten als bij de soort.
V.a.var. myrtilloídes HOUSE; tot 1 m hoog groeiende struik met fijn behaarde twijgen; bladeren tot 3,5 cm lang, lancetvormig, donkergroen, onderzijde iets lichter en langs de nerven behaard, de hoofdnerf blijvend behaard. Bloeit Mei-Juni zeer rijk met witte, iets lichtrose getinte bloemen in gedrongen trossen.
Vruchten blauw-zwart, berijpt.