Gepubliceerd op 14-03-2019

Ulmus parvifólia JACQ

betekenis & definitie

Chinese- of kleinbladige iep N. - en M.-China, Korea, Japan; 10-15 m.

Synoniem: U. chinénsis PERS., Plánera chinénsis SWEET.

Van alle overige soorten is deze kleinbladige iep zeer goed te onderscheiden, door de kort gesteelde, bijna lederachtige blaadjes, welke aan de bladvoet gewoonlijk zijn afgerond en waarvan de rand enkel gezaagd is. In tegenstelling met de meeste andere iepen, bloeien deze in Augustus-September; de bloemen zijn kort gesteeld, komen uit de oksels der bladeren van het vorigjarig hout. Hij vormt een kleine boom met smalle, opgaande kroon, terwijl de bladeren in de herfst scharlakenrood zijn getint.

Bij het type zijn de jonge twijgen, knoppen en bladeren eerst zacht behaard; bladstelen tot 6 mm lang en behaard. Bladeren 2-5 cm lang en 1-3 cm breed, in de zomer bovenzijde zwak glanzend heldergroen en kaal, onderzijde lichtgroen en zwak behaard, elliptisch of ovaal, bladvoet afgerond of smal toelopend. Hoewel in de literatuur geen variëteiten van deze soort zijn vermeld, komen toch enkele vormen voor, die voor ons van zeer groot belang zijn, omdat deze beter tegen onze winters zijn bestand. De door de Fa VILMORIN als U. siebóldii en U. s. var. koreána verspreide kleinbladige iepen, lijken mij vormen te zijn van U. parvifólia. De eerste wijkt van het type af, door bredere en langer gesteelde bladeren, de bladstelen tot 8 mm, de bladrand is als het ware geponst en even omgebogen. De laatste heeft kleine, bijna ronde bladeren, welke zeer laat afvallen; deze lijkt mij geschikt om te proberen voor beplanting van smalle straten. De soort kan men vermeerderen door afleggen, of ook, evenals de genoemde vormen, afenten op U. púmila L..

< >