N.-China, Japan; 8-10 m.
Synoniem: U. montána var. laciniáta TRAUTV..
Kleine boom of hooggroeiende struik met dikke, lichtgrijze jonge twijgen, welke alleen in het voorjaar aan de top zijn behaard en grijs-bruine, lange knoppen. Bladstelen 2-6 mm lang; bladeren gemiddeld 10-14 cm lang, bovenzijde donkergroen, ruw, onderzijde lichtgroen, behaard, scheve bladvoet en naar de top met 3, zelden 5 punten of korte lobben.
U. l. var. nikkoénsis REHD. is een zeer mooie en decoratieve variëteit; de jonge bladeren zijn in het voorjaar bruin getint, later bronsgroen.