Hongaarse zilverlinde W.-Azië, Z. W.-Europa; 30-35 m.
Synoniem: T. álba K. KOCH, T. tomentósa MÖNCH var. péndula KIRCHN., T. americána L. var. péndula HORT..
Jammer genoeg wordt deze soort zeer weinig meer aangekweekt; men vindt deze nog sporadisch als alleenstaande boom in oude parken of grote tuinen.
In groeiwijze verschilt zij van de vorige soort door een smallere kroonen een weinig hangende zijtakken.
Bladstelen tot 10 cm lang; bladeren stevig, aan de bovenzijde matglanzend donkergroen, onderzijde blijvend witviltig behaard, zonder baarden, bladrand scherp gezaagd; bloemen lichtgeel in hangende trossen; schutblad korter dan de bloemtros;
vruchten geheel afwijkend, namelijk plat gedrukt, met 5 groeven, meloenvormig.
T. p. var. álbo-variegáta HORT. is een zeer mooie, witbontbladige vorm, welke niet verloopt en, hoewel niet zo snel groeiend als de soort, toch tot een kleine boom kan opgroeien.