Turkestan; 5 m.
Zeer veel worteluitlopers makende struik met geheel kalerood-bruine twijgen met vele kleine lenticellen en zijdeachtig behaarde eindknoppen. Bladeren tot 18 cm lang, met 4-6 paar lancetvormige blaadjes en geheel kale, bijna ongegroefde bladsteel en spil;
blaadjes 3-6 cm lang, ongesteeld, met spitse of iets toegespitste top en kort afgeronde bladvoet, rand scherp gezaagd, geheel kaal, de onderzijde met iets vooruitspringende nerven.
Bloemen tot 2 cm in diameter; meeldraden 15-20, half zo lang als de kroonbladen; stijlen 2-5, aan de basis iets behaard; bloemtuilen 15-20 cm breed, overhangend; vruchten ruim 1 cm in diameter, donkerrood. Een bijna ronde struik vormend en zeer opvallend door de zeer grote bloemen en bloemtuilen.