Japan; 5-7 m.
Kleine boom of hoge struik met tamelijk dunne geheel kale lichtbruine tot bruinrode twijgen met talrijke lenticellen en tot 15 mm lange kale spits-eivormige knoppen. Bladeren met kleine afvallende steunblaadjes tot 18 cm lang; blaadjes 9-13, deze 2,5-6 cm lang, lang-eivormig, zeer kort gesteeld, beneden het midden meestal gaaf, overigens gezaagd, aan beide zijden kaal, onder iets blauw-groen getint.
Bloemen wit, in 6-12 cm brede tuilen; kroonbladen aan de top iets uitgerand; meeldraden zo lang als of iets korter dan de kroonbladen; stijlen 5, aan de basis iets behaard. Vrucht eivormig-ovaal, 8-10 mm in diameter, oranje-rood.