Struiken of halfstruiken met onevengeveerde, verspreid staande bladeren; bloemen 2-slachtig, 4-5-tallig, geel of groen-geel, in eindstandige trossen of schermen; kelkbladen aan de basis vergroeid;
kroonbladen imbricaat in de knop; meeldraden 8-10; stijl met kleine stempel; openspringende doosvrucht.