Gepubliceerd op 14-03-2019

Rúbus hénryi HEMSL. et KTZE

betekenis & definitie

M.- en W.-China; 6 m.

Onder de groenblijvende soorten is deze wel de bij ons het meest voorkomende; zij wordt als klimstruik aangeplant, doch kan ook zeer goed gebruikt worden voor beplanting van hellingen of hangend over lage muurtjes. Jonge twijgen zijn eerst lichtbruin vlokkig viltig, later glanzend heldergroen met kleine, zeer scherpe, haakvormige stekels bezet.

Bladeren aan tot 6 cm lange bladstelen, met lange, smalle, aan de top gespleten steunblaadjes, meestal 3-lobbig, vaak ook enkelvoudig of bij de bladvoet aan een zijde gelobd, de 3-lobbige bladeren tot 15 cm lang met vingervormige scherp gepunte lobben tot op 3/4 van het blad ingesneden en 3 cm breed, bladvoet wigvormig toelopend; enkelvoudige bladeren tot 14 cm lang en tot 3,5 cm breed, lang-lancetvormig, met kort afgeronde of stomp toelopende bladvoet, rand scherp gezaagd met genaaide tanden, bovenzijde glanzend donkergroen, met verdiepte hoofdnerf, onderzijde geel-wit viltig, de hoofdnerf, evenals de bladsteel, spaarzaam gestekeld. Bloeit in Juni-Juli, soms nog in het najaar, met lichtrose, soms bijna witte bloemen in eind- of okselstandige, gestekelde en behaarde trossen; bloemen tot 2 cm in diameter met vlak uitgespreide kroonbladen, kelkbladen aan de buitenzijde klierachtig viltig behaard; vruchten klein, glanzend zwart.

R.h. var. bambusárum REHD. groeit minder sterk dan de soort; bladeren 3-tallig of enkelvoudig aan enigszins gegroefde bladsteel, onderzijde witviltig, de rand spaarzaam gezaagd met wijd uit elkander staande, genaaide tanden.

< >